
Paul Wieggers: ‘Mijn werk blijft altijd een suggestie van de realiteit’
Kunstenaars, artiesten en muzikanten zijn markante persoonlijkheden. Met eigen visies en levensstijlen waaruit hun werk ontspruit. Welke filosofie schuilt achter welke artistieke gedaante? Kunstenaar Paul Wieggers is een realistische landschapschilder die een grote fascinatie heeft voor de negentiende-eeuwse romantische schilder B.C. Koekkoek. Wieggers is een autodidact wiens onderwerpen vooral in de natuur liggen. Het liefst zo dichtbij mogelijk.
Tekst: Walter de Boer / Fotografie: Niels Sparnaaij
Aan het eind van een onverharde weg in het Achterhoekse dorpje Vragender woont kunstenaar Paul Wieggers (53). Aankomend op het erf bij zijn schuur annex galerie staat de deur altijd open. Iedereen die dat wil kan, zonder rekening te houden met openingstijden, het werk van de kunstenaar aanschouwen. Zelfs als hij niet thuis is kan men komen kijken. Het werk hangt namelijk achter een wand van glas. De schuur met galerie is één van de gebouwen op het erf van Wieggers. Zelf woont hij al meer dan vijftien jaar in een van de bijgebouwen. De schuur, een noodgebouw eigenlijk, is voorzien van een simpele inrichting, maar het voldoet. Ondertussen bouwt hij langzaam aan zijn huis. Wieggers: ‘Het is niet de ideale plek om te verblijven, maar het geluk zit er wel. Het is geen belemmering. Bovendien is het mij hier veel meer om de plek te doen dan om de woonruimte. De kachel brandt als het koud is. Veel meer heb ik niet nodig. Wat dat betreft voldoet dit huisje wel aan het clichébeeld van de woning van een kunstenaar’, grapt hij.
Once in a lifetime
De kunstenaar werd geboren en getogen in Harreveld, eveneens in de Achterhoek. Na een korte periode werkend in een zeefdrukkerij, begon hij – uit ontevredenheid over zijn baan en bij gebrek aan vrijheid – zonder enige opleiding in 1988 met schilderen. ‘Tekenen kon ik altijd wel goed, maar dat is nog niet hetzelfde als het werken met olieverf. Ik heb ‘t mezelf maar een beetje aangeleerd’, legt hij uit. De grote inspiratie bij Wieggers lag al sinds zijn zeventiende bij het werk van de romantische landschapschilder uit de negentiende-eeuw, Barend Cornelis Koekkoek. De eerste keer dat hij in aanraking kwam met zijn werk was in het Rijksmuseum. ‘Door de drukte kon ik de geijkte schilderijen, zoals het Melkmeisje en de Nachtwacht, die dag niet goed zien. Daarna raakte ik aan het dwalen en kwam ik in de “negentiende eeuw” terecht. Op dat moment liep ik tegen een heel groot zomerlandschap van Koekkoek aan. Dat was voor mij echt een “once- in-a-lifetime” moment.’ Hij vervolgt: Dat die Koekkoek zulke doeken heeft kunnen schilderen is bijna niet meer menselijk. Dat zit ‘m in de fenomenale compositie, opbouw en de complexiteit van zijn schilderijen. In zijn werk zie ik echt het verschil dat er is tussen “gewoon” de kunstenaar en het genie.’
De ontmoeting met de kunst van Koekkoek zorgde er echter niet voor dat Wieggers naar de kunstacademie ging. ‘Ik had niet het gevoel – en zo werd het mij van huis uit ook bijgebracht – dat ik daar mijn boterham mee kon verdienen. Dat een kunstenaarschap veel meer kwaliteiten in zich heeft dan alleen maar een slecht inkomen werd nooit belicht.’ Wieggers ouders wilde dat hij een vak zou leren waarmee hij op een normale manier zijn leven kon opbouwen. ‘Dat idee had ik op dat moment zelf ook.’ Toch kwam hij daar op 27-jarige leeftijd van terug. ‘Ik was op zoek naar vrijheid en had het idee dat ik in de kunst best zou kunnen slagen.’
Lokale aandacht
‘Voordat mensen mijn werk konden zien, heb ik een jaar gewerkt en schilderijtjes gemaakt. Om het publiek kennis te laten maken met mijn werk en te onderzoeken of er klandizie voor was, ben ik het jaar daarop gaan exposeren. Ik huurde vier zaaltjes in de regio, maakte zelf mijn aanplakbiljetten en zat ieder weekend ergens anders. Dat werkte goed. De aandacht was overweldigend. In Lichtenvoorde kwamen in twee dagen tijd liefst duizend mensen naar mijn werk kijken. Uitzonderlijk veel, vond ik. Dat kwam denk ik vooral omdat ik uit de regio kwam, en waren mensen benieuwd naar mijn werk. Dat deed mij goed. Ik zocht, zeker in het begin, echt naar een bevestiging of erkenning van mijn kunnen. De vele enthousiaste reacties maakte dat ik graag door wilde gaan.’ Toch moest zijn werk beduidend beter worden om er van te kunnen leven. ‘Pas toen ik besloot zes dagen te gaan schilderen, ging de kwaliteit van mijn werk omhoog.’ Hij besteedde veel tijd aan zelfstudie en was vele uren in musea te vinden om Koekkoeks werk uitvoerig te bestuderen. ‘Ik schilderde niks na, maar ik probeerde wel in zijn werk te ontdekken hoe hij zijn schilderijen opbouwde. De schets, middenlaag en de afwerklaag. Ik heb er alles aan gedaan om het mij een beetje eigen te maken.’
Ondanks de grote tijdsinvestering duurde het zeker tien jaar voordat Wieggers van zijn kunst kon leven. Bevestiging van zijn kunnen vond hij onder andere bij een bekende naam in de kunstwereld Janna van Zon van Galerie Mokum in Amsterdam. ‘Als zij mijn werk goed genoeg zou vinden, was dat voor mij een teken dat ik goed bezig was.’ Ook lukte het Wieggers om op de PAN (kunstbeurs Amsterdam) te komen. ‘Ik was op zoek naar een referentie. Belangrijk was dat ik altijd de lat hoog wilde leggen. Daarmee had ik de mogelijkheid een inkomen te generen. Inmiddels is Wieggers een gerespecteerd kunstenaar wiens werk bij verschillende galerieën – onder andere Kunsthandel Collectie Harms – in Nederland te zien is. ‘Ondanks dat het nog zolang heeft geduurd totdat ik van de kunst kon leven, heb ik nooit spijt gehad om voor mijzelf te beginnen. Het is heerlijk om mijn eigen keuzes te kunnen maken. Dat gun ik iedereen.’
Werk afschuren
Wieggers heeft een vaste indeling van werkdagen. ‘Mijn dag begint ‘s ochtends om acht uur met een wandeling. Ik heb altijd een vaste route. Na deze “warming up” begin ik met schilderen. Dat doe ik zowel zittend als staand. Vervolgens is het tijd voor brood en een koffiepauze. Mijn werk is in laagjes opgebouwd en moet langzaam drogen. Meestal ga ik door tot het avondeten’, legt hij uit. De tijdsduur van het maken van een schilderij varieert van een week tot soms drie maanden ‘Het moet wel de toets der kritiek kunnen doorstaan. Als het me niet bevalt dan schuur ik het paneel weer af. Zeker als er teveel massa op een schilderij te zien is. Een schilderij, zoals ik ze maak, heeft transparantie nodig. Afschuren gebeurt niet vaak. Een paar keer per jaar hooguit’, aldus Wieggers.
Onderwerpen voor de doeken van Wieggers komen vooral vanuit zijn nabije omgeving. ‘Veel verder dan een straal van tien kilometer, is het niet. De beboste omgevingen en de weilanden zijn voor mij bijzonder genoeg. Als ik kon, zou ik nog wel duizend jaar willen schilderen. Soms laat ik een boompje weg en ook gebouwen staan nooit prominent op mijn werken. Je mag wel zien dat de mens het land bijvoorbeeld bewerkt, maar mensen zelf zijn er niet op te zien.’ Wieggers heeft iets met het landschap. ‘Het staat dichtbij mij en bovendien verveelt het niet snel. Zo is het licht na zonsopgang al weer heel anders dan na zonsondergang. Die verschillen zijn prachtig.’ Wieggers werkt heel realistisch. Daarin komen verrassende elementen terug. Zo speelt de horizon altijd een belangrijke rol in zijn werk. ‘Die kan heel laag, heel hoog of in het midden zitten. ‘Ik probeer vast te leggen wat ik zie. Mijn werk blijft altijd een suggestie van de realiteit.’
Met rechts schilderen
In Wieggers kamer hangen enkele van zijn eigen doeken, maar ook enkele reliëfs van zijn hand zijn er te vinden. ‘Daar begon ik aan te werken toen ik last kreeg van RSI in mijn linkerhand, de hand waarmee ik altijd werkte. In het begin probeerde ik nog wel te schilderen, maar op een gegeven moment werd de pijn zo erg dat zelfs de kwast uit mijn hand viel.’ Noodgedwongen stopte hij daarom een tijdlang met schilderen en ging zich richten op het maken van reliëfs en collages. Een kunstvorm die hem aanstaat en zijn werkveld heeft verbreed. ‘Tegelijkertijd heb ik mijzelf aangeleerd om met rechts te gaan schilderen. Een kwestie van trainen. ‘Maar zo gedetailleerd als ik in het begin met links schilderde lukt mij niet meer. Het belangrijkste is dat de sfeer van mijn werk gelijk is gebleven. Daar slaag ik nog altijd in.’
‘Ik kocht bijna een echte Koekkoek’
In hetzelfde jaar dat Wieggers op 17-jarige leeftijd kennismaakte met het werk van Koekkoek kwam hij in de Arnhemse kunsthandel Albricht een schilderijtje van Koekkoek en een werkje van diens tijdgenoot Andreas Schelfhout tegen. ‘Die twee werkjes – in een uitstekende kwaliteit – kostten samen 3750 gulden. Omdat ik veel had gespaard, vertelde ik de eigenaar de werken wel te willen kopen. Daarop vroeg hij mij naar mijn leeftijd. Met mijn stomme kop antwoorde ik: “17”. “Je mag ze kopen, maar dan moet een van je ouders mee omdat je nog geen 18 bent”, luidde zijn reactie. Bovendien vond hij het zo bijzonder dat hij, mocht de koop doorgaan, de krant er bij wilde halen. “Dit is uniek. We hebben nog nooit zo’n jonge klant gehad”.’ Wieggers moest dus toestemming van zijn ouders hebben en daar ging het mis. ‘Mijn vader zag de aankopen beslist niet zitten en ik had niets in te brengen.’ Zeven jaar geleden zag ik “mijn” Schelfhoutje hangen in de etalage bij kunsthandel Simonis & Buunk. Omdat er een rode stip op zat kon ik niet zien wat de nieuwe eigenaar er voor betaald had. De heer Buunk was aanwezig en ik begreep dat hij er 65.000 euro! voor had betaald, tegenover 1250 gulden destijds. Toen heb ik mijn vader opgebeld en het verhaal verteld. De Koekkoek heb ik helaas nooit meer teruggezien, maar die zou, denk ik, het dubbele hebben opgebracht. Toch heb ik mijn ouders nooit iets kwalijk genomen.’