
Richard ter Borg: ‘De Ploegers van toen zijn de punkers van nu’
Kunstenaars, artiesten en muzikanten zijn markante persoonlijkheden. Met eigen visies waaruit hun werk ontspruit. Dat geldt ook voor de leden van de Groningse kunstbeweging De Ploeg. Dit jaar is het honderd jaar geleden dat een groep jonge Groninger kunstenaars Kunstkring De Ploeg oprichtte. Het Groninger Museum presenteert ter gelegenheid daarvan daarom vanaf 26 mei de grote overzichtstentoonstelling Avant-garde in Groningen. De Ploeg 1918-1928. Golf & Lifestyle sprak Richard ter Borg van de gelijknamige kunsthandel en galerie in Groningen. Hij is gespecialiseerd in het werk van de Groninger Ploeg.
Tekst: Walter de Boer I Fotografie: Marike van de Witte
Ergens halverwege de Folkingstraat is de kunsthandel van Richard ter Borg (Groningen, 1965) te vinden. Op deze zonnige dag in maart is het een komen en gaan van klanten. De één komt even informeren wat het schilderij met aap in de etalage moet kosten, de ander koopt een poster en weer een ander loopt binnen om zich samen met de kunsthandelaar te verbazen over een kleurrijk pointillistisch schilderij vol kleur.
Het is Ter Borg die een grote belangstelling heeft voor De Ploeg. En die interesse zat er al vroeg in. ‘Ik ben opgegroeid in de Groningse binnenstad om de hoek bij het toenmalige Groninger Museum. Toen ik vijf of zes was, was ik daar al veel te vinden en had zelfs een museumjaarkaart die ik, hoewel dat niet mocht, kreeg van de suppoost.’ Het museum was als een speeltuin voor hem en iedere woensdag, zaterdag en zondag was hij er te vinden. ‘Op den duur kwam mijn oudere broer daar ook weleens en las hij mij de kaartjes bij de schilderijen voor. De fascinatie voor de kunst is toen ontstaan.’ Terwijl andere jongens van zijn leeftijd een brommer kochten, schafte de kunsthandelaar op zijn zestiende zijn eerste Ploeg-tekening van Johan Dijkstra (1896-1978) aan. ‘Toen al was De Ploeg een deel van mij. Vooral het bijzondere verhaal boeide mij meteen.’
Schoonheid van het landschap
Maar wat is dat verhaal? Ter Borg legt het graag uit: ‘Voordat De Ploeg gevormd werd, kwam er een nieuwe stroming op in Europa. Het expressionisme. Een aantal leraren, die in die tijd modern genoemd kunnen worden, nam de studenten mee naar buiten om te gaan werken’, begint hij uit te leggen. ‘Daarvoor was het kunstonderwijs zo dat er een potje werd neergezet dat je dan moest natekenen of moest kopiëren op de manier zoals de oude meesters dat deden. Franciscus Hermanus Bach (1865-1956) was de eerste die de studenten mee naar buiten nam. Bijvoorbeeld naar het Reitdiep. Die manier van werken schiep een band en toen zij in 1918 wilde deelnemen aan een expositie in het Groninger Museum en dat toen niet mocht, besloten ze zich te verenigen in De Ploeg’, aldus Ter Borg. Onder die kunstenaars waren niet alleen expressionisten en impressionisten, maar ook studenten die abstract werkten. En van schilders tot beeldhouwers, drukkers en architecten, iedereen sloot zich bij De Ploeg aan’, legt Ter Borg in het kort uit.’ Bijzonder aan het werk van de expressionisten was dat zij de schoonheid van het landschap van Groningen verbeeld hebben. ‘Daarvoor vonden we de plek waar we woonden eigenlijk allemaal maar niets bijzonders. Het was klei en “sjompig” zoals Ede Staal dat zo mooi zei. Men had geen oog voor de wereld om zich heen. De expressionisten van De Ploeg brachten daar verandering in.’
‘Het is hier dus echt een bijzondere plek geweest in de jaren twintig’, legt Ter Borg uit. ‘Door de geïsoleerde plek van Groningen in Nederland en de aanwezigheid van Academie Minerva, was Groningen echt een soort “waterhoofd” waar het gaat om kunstenaars. En jonge kunstenaars zijn vaak mensen met revolutionaire ideeën. De Ploegers van toen zijn een beetje de punkers van nu. En zo werd er toen ook tegenaan gekeken, want toen die felgekleurde schilderijen van De Ploeg tentoongesteld werden bij Ongering werd er elke nacht tegen het raam gespuugd. Mensen vonden het lelijk. Werken van De Ploeg werden in die tijd dan ook maar moeilijk verkocht.’
Die jaren twintig waren dus heel revolutionair voor De Ploeg. Bijvoorbeeld voor Jan Wiegers (1893-1959) die in die jaren de bekende Duitse expressionist Ernst Ludwig Kirchner (1880-1938) ontmoette. Wiegers werkte net als Kirchner en andere expressionisten heel snel en vanuit de emotie. Daarvoor gebruikte hij een speciale techniek: de zogenoemde wasverftechniek. Daarbij is olieverf verdund met was en benzine. Dat geeft een hele mooie zijdeachtige glans en droogt heel snel. In tegenstelling tot olieverf is dat het medium voor expressionisten. In de jaren twintig klontert het allemaal een beetje samen en komen de kunstenaars samen. Ook Hendrik Nicolaas Werkman (1882-1945), ook wel het artistieke geweten van De Ploeg genoemd, maar ik moet wel zeggen dan hij als schilder een uniek handschrift heeft. Het komt heel direct binnen. Kunstenaars zijn altijd op zoek om een gevoel over te brengen in hun werk. Om dat gevoel zo sterk mogelijk over te brengen.’
De topperiode van De Ploeg was volgens Ter Borg van 1924 tot 1928. ‘Daarna wordt het werk eigenlijk al snel anders en minder revolutionair.’ Wat daar de reden voor is? ‘Dan moeten de kunstenaars trouwen en krijgen ze kinderen. Kortom: er moest geld worden verdiend en dan zie je direct een verandering in het werk van Ploegleden. Het revolutionaire karakter gaat er vanaf.’ Toch is dat niet helemaal waar’, legt Ter Borg uit. ‘Want bijvoorbeeld juist Job Hanssen (1899-1960) maakte op latere leeftijd in de tweede helft van de jaren vijftig en zestig zijn beste werk.’
Ploegveiling
En nu is er dus het Ploegjaar. Hoe kijkt Ter Borg naar die ontwikkeling? ‘Je ziet dat er de afgelopen jaren steeds meer interesse is gekomen voor De Ploeg dat heeft volgens mij voor een belangrijk deel te maken met het verhaal. Steeds meer mensen laten dat tot zich doordringen en komen er achter dat het werk in die tijd heel modern was en dat zij het ook wel op kunnen hangen als iets heel erg avantgardistisch.’ En dat merkt de kunsthandelaar dan ook in de winkel en aan de kopers. ‘De laatste tijd zijn er ook steeds meer mensen met invloed die werken kopen en dat het eigenlijk al verkocht is voordat het hier überhaupt in de winkel komt. Zo hadden we er op de kunstbeurs PAN Amsterdam dertig schilderijen van De Ploeg en die waren op de opening bijna allemaal al verkocht. Zeker de zeven werken van Werkman. Zijn werk is zo geliefd dat het eigenlijk nooit meer in de winkel komt.’ En sowieso heeft Ter Borg moeite om goed Ploeg werken in zijn winkel te krijgen. ‘Het is heel moeilijk om werken bij elkaar te krijgen. Zo had ik in december een hele mooie collectie en die was half december al weg. Op dit moment heb ik weer heel veel hengeltjes uit om weer goede stukken binnen te krijgen, hoewel er nu ook mooie werken komen, moet de collectie wel weer op pijl komen. Ik heb er alle vertrouwen in dat dat ook dit jaar weer gaat lukken.’
Niet alleen het Groninger Museum besteedt aandacht aan het werk Ploegjaar. Ook Ter Borg heeft in het kader van honderd jaar De Ploeg een bijzondere activiteit. ‘Op vrijdag 12 oktober houden we een Jubileum Ploeg veiling en doen we ons best om honderd Ploegschilderijen bij elkaar te krijgen. En er zijn nu al heel veel verzamelaars die hebben aangegeven een stuk beschikbaar te stellen voor die veiling, dus het wordt zeker een bijzondere veiling.’